Ziekenzalving 2

20 maart 2024

In dit tweede deel twee belangrijke theologische grondgedachten bij de die van groot belang zijn bij de ziekenzalving.

Het eerste is dat God zowel schepper als herschepper is. De God die wij als Schepper en Gever van het leven belijden, is tegelijkertijd de Vader van Jezus Christus en dus ook de Verlosser en Voleinder van ons bestaan. Dat betekent dat God de maker is van elk mensenleven, ook als dit leven bepaald wordt door ziekte. Tegelijkertijd komt in de ziekenzalving het Koninkrijk van God naar voren en de belofte van herschepping. Heel de mens met zijn broze bestaan deelt in de beloften van vernieuwing en zorg van God. In het optreden van Jezus breekt die nieuwe tijd door in de oude wereld (vgl. Luc.7:22).

Maar de verwijzing naar juist deze tekst is veelzeggend. Het wordt namelijk gezegd tegen Johannes de Doper die in de gevangenis zit. Een opsomming van tekenen wordt hem voorgehouden, maar juist het teken waar hij het meeste baat bij zou hebben gehad; bevrijding van gevangenen, wordt hem niet voorgehouden. En dat stond nu juist wel vermeld bij de profeet Jesaja op wie deze lijst teruggaat. Anders gezegd, ziekenzalving zoals wij er tegenaan kijken, kent niet het theologisch uitgangspunt dat vele genezingsbedienaars wel hebben; slechts de opstanding. Wij zijn als christelijke gemeente onderweg tussen Hemelvaart en Jezus’ wederkomst. Dat wil zeggen: soms zien we tekenen van de opstanding van Christus, maar vaak ook dat deze opstanding nog niet voltooid is en onze geschiedenis nog op weg naar haar voleinding. Op die weg zijn kruis en lijden (helaas) nog steeds actueel. Toch kan in die verwachting én spanning de voorbede voor zieken, de handoplegging en ziekenzalving haar plaats hebben.

Alleen, en dat is het tweede punt, niet als magische handeling. Een zalving met een Bijbelwoord, een gebed, het opleggen van de handen uitmondend in een zalving, bepalen ons bij de aanwezigheid van Christus. Waar Hij nabij is, bevinden we ons in een krachtenveld waar we in alle opzichten beter van worden. Maar God laat zich niet dwingen. Zo moeten we het bekendste Bijbelgedeelte in dit verband, Jacobus 5:13-16, ook niet verstaan. In dit verband wordt gesproken over de lofzang; het is goed om God te zoeken, over de oudsten van de gemeente; ziekte hoeft niet alleen gedragen te worden. Die woorden lopen uit in de zin, dat het gelovig gebed de zieke gezond zal maken (5:15). Juist deze woorden hebben ‘de gebedsgenezing’ in onze kerken een negatieve klank gegeven. Want wordt hier gesuggereerd, dat het gelovige gebed altijd genezing tot gevolg zal hebben? En dat wanneer dat uitblijft er met het geloof van de gelovige iets aan de hand is? Wanneer we de woorden van Jacobus zo verstaan strookt dat niet alleen met onze ervaring, maar ook niet met andere Bijbelwoorden. De apostel Paulus is zelf het voorbeeld van iemand die wel bidt om genezing, maar deze niet ontvangt.

Wij geloven dan ook, dat wanneer er verbetering, genezing of verlichting optreedt, dit gezien mag worden als een teken van Gods Koninkrijk. Dat gebeurt alleen niet per definitie. Het belangrijkste in de ziekenzalving is, dat de zieke door het gebed van de gemeente voor het aangezicht van God wordt gebracht en in het bereik van de kracht van de Heilige Geest. Wat er dan verder gebeurt is Gods zaak. Dat mogen we met vertrouwen en in verwachting overgeven aan God.

ds. Garbrich Baalbergen