Ziekenzalving 1

15 maart 2024

In de afgelopen jaren is er binnen de Protestantse Kerk Nederland meer en meer aandacht gekomen voor de ziekenzalving. Dat is niet vreemd, want ook in deze tijd verlangen mensen ernaar genezen te worden, iets te ervaren van heelheid in een gebroken bestaan en van verbinding met God juist wanneer broosheid en beperking zich voordoen. Dat zo´n ziekenzalving ook binnen onze kerken meer voet aan de grond krijgt, bleek wel in het in 2004 verschenen Dienstboek, waarin ook een liturgie voor de ziekenzalving werd opgenomen.

Toch stuit deze zalving op vragen. Wat doen we eigenlijk bij het ritueel van ziekenzalving? Past het wel bij een geloofstraditie waarin het Woord centraal staat? En is het eigenlijk niet een vorm van magie? Omdat ik van mening ben, dat ziekenzalving wel degelijk een mogelijkheid biedt om in geloof om te gaan met situaties van lichamelijk gebrek en onheil, wijd ik er wat meer woorden aan.

Vooropgesteld, het ritueel van de ziekenzalving is niet nieuw. Vanouds kenden zowel de kerk van het Oosten (de Orthodoxe kerk) als die van Rome dit ritueel. Alleen in de Roomse traditie werd deze handeling in de loop van de Middeleeuwen verschoven naar een sacrament voor stervenden. In plaats van een verwijzing naar de leven gevende Geest voor lichaam en ziel werd het een handeling waarin stervenden werden voorbereid op een ontmoeting met de levende God. Sinds het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) wordt echter weer bewust gesproken van het sacrament der zieken. Deze correctie vindt haar wortels in de Bijbel. Het gaat God immers om het heil van heel de mens en niet alleen van de ziel. In de 20e eeuw zijn vooral de Pinksterbeweging en de charismatische vernieuwing binnen de kerken dit gaan onderkennen (wat mij betreft een heilzame correctie).

Toch is ziekenzalving niet te verwarren met gebedsgenezing, zoals dat in vrije pinkstergroepen beoefend wordt. Een geïsoleerde aandacht voor lichamelijke genezing is niet wenselijk. De heelheid van de mens heeft namelijk altijd te maken lichaam en ziel, met relaties met anderen en de samenleving. Daarnaast doemt in de relatie genezing en gebed de valkuil op, dat genezing afhankelijk wordt gemaakt van het geloof van de individuele gelovige. Dat is niet alleen onjuist (vgl. Marc. 2) maar ook onbarmhartig. Tenslotte moeten we terughoudend zijn in de idee dat God überhaupt geen ziekte wil, en daarom alle ziekte genezen wordt, als er maar heilig genoeg geleefd wordt en hard genoeg gebeden.

Helaas heeft de weerzin tegen bovengenoemde punten er wel toe geleid, dat de kerk wel erg terughoudend is geworden als het gaat om gebed om genezing. Daarmee heeft de kerk naar ons idee teveel weggegeven aan het alternatieve circuit. Want de kerk die Jezus belijdt en in zijn Koninkrijk gelooft heeft wel iets unieks op de plank liggen.

De Bijbel zelf reikt in dit verband de mogelijkheid van ziekenzalving aan. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht, dat God betrokken is bij heel de mens, in ziekte en gezondheid. Dat hoeft niet op gespannen voet te staan met wat de wetenschap te bieden heeft. Ook als gelovigen kunnen we op allerlei manieren ons voordeel doen met wat de gezondheidszorg te bieden heeft bij lichamelijke, psychische en sociale nood. Toch moeten we niet stil blijven staan bij de versplintering in functies. De mens is voor God persoon en wordt in de doop door Hem bij name genoemd. Dat is wat de kerk te bieden heeft. De ziekenzalving biedt de mogelijkheid om dat tot uitdrukking te brengen. Mensen worden met heel hun leven, hun geschiedenis, hoop en wanhoop, geplaatst binnen de kring van Gods omzien naar mensen. Er wordt voor hen gebeden, ze krijgen de handen opgelegd en worden met olie gezalfd. Woord en gebaar gaan in dit ritueel samen.

Dat kunnen we doen in het vertrouwen, dat mensen daar beter van worden. Hoe dat ´beter´ gestalte krijgt, weten we vooraf niet, dat is aan God. Soms worden mensen erdoor gesterkt of getroost. Soms leren zij zich toe te vertrouwen aan God dat zij kunnen sterven. Soms leren zij hun ziekte of kwaal te aanvaarden. Soms genezen zij. Het gaat er uiteindelijk om te gehoorzamen aan de opdracht uit Jacobus 5 en Marcus 6:12 en 13. Het gaat erom de gelovige omgang met God te oefenen. Het gaat om God en het gaat God om mensen.